• Afhalen na 1 uur in een winkel met voorraad
  • Gratis thuislevering in België vanaf € 30
  • Ruim aanbod met 7 miljoen producten
  • Afhalen na 1 uur in een winkel met voorraad
  • Gratis thuislevering in België vanaf € 30
  • Ruim aanbod met 7 miljoen producten
  1. Magazine

Standaard Boekhandel MAGAZINE

In ons magazine zetten we boeken in de schijnwerpers, van tijdloze klassiekers tot nieuwe parels. We laten recensies en aanbevelingen op jou los, die je helpen bij het vinden van jouw volgende literaire metgezel. We interviewen ook auteurs om jou inzicht te geven in hun creatieve proces, de inspiratie achter hun verhalen en de betekenis die hun werk heeft voor lezers over de hele wereld.

Dus neem een tas koffie, nestel je in je favoriete zetel en laat je meevoeren door Standaard Boekhandel MAGAZINE, waarin de liefde voor boeken en verhalen centraal staat. We hopen dat dit magazine jou zal inspireren, informeren en betoveren.

Standaard Boekhandel MAGAZINE n°03 - juni 2024

Fijn dat je de weg naar ons zomermagazine hebt gevonden! Of je nu op zoek bent naar een spannende, romantische of grappige roman voor in je reiskoffer, de perfecte reisgids voor onderweg of een zoethoudertje voor die lange schoolvakantie: deze zomer vinden we allemaal een verhaal. En daar helpen we je bij Standaard Boekhandel, zoals altijd, graag bij.

Waarom zou je het trouwens maar bij één verhaal houden? Met onze zomerse 2+1-actie kan je lekker gulzig zijn en eindeloos combineren tussen meer dan 200 titels waarvoor geldt: 3 kopen, 2 betalen. Van een vroegboekkorting gesproken!

Veerle De Witte, CEO Standaard Boekhandel

Uitgelicht artikel

Marc de Bel

Eeuwige belhamel Marc de Bel werd 70

Marc de Bel heeft het op zijn zeventigste drukker dan ooit. Zijn ‘nieuwe voordeur’ werd uitbundig gevierd met feestjes, wenskaarten en – als kers op de taart – de gloednieuwe biografie ‘Belhamel’. Tussendoor schreef Vlaanderens populairste jeugdschrijver ook nog een nieuw Boeboeks-boek (‘De spelen van het Biezebos’) en ‘Mali en de vlinders’, een wondermooi prentenboek. Marc de Bel: “Het was inderdaad hectisch, zeker met de verschijning van mijn biografie. Leuk, al die aandacht, maar ik ben blij dat ik nu weer op mijn gemak kan zitten schrijven.” Was u meteen enthousiast over die biografische plannen? “Ik had er wel vertrouwen in, want ik ken Jasper (Van Loy, de schrijver, red.) vrij goed. Sterker nog: ik heb hem zelf ooit benoemd tot mijn officiële biograaf, op zijn elf jaar. Toen al wist Jasper meer over mezelf dan, euh, ikzelf.” Ooit schreef u uitsluitend voor een lagereschoolpubliek, maar vandaag laveert u soepel tussen prentenboeken, jeugdboeken, young adult … Hoe is dat zo gekomen? “Voor mij is dat pure yin-yang. Wanneer ik aan een zwaarder boek werk dat veel research vraagt, zoals de oorlogsromans ‘Ule’ en ‘Marie’, lijkt het soms alsof ik die heftige geschiedenis zelf meemaak. Na zo’n boek zegt mijn vrouw Mie vaak: ‘Kom, nu is het hoog tijd om weer iets luchtigs en grappigs te schrijven.’ Maar omgekeerd werkt het evengoed: als ik een tijdje alleen maar boeken voor jonge lezers schrijf, begint het sowieso weer te kriebelen om een ‘ouder’ boek te schrijven. Die afwisseling heb ik blijkbaar nodig als schrijver.” U schrijft de laatste jaren opvallend veel romans over kinderen in oorlogstijd. Waarom houdt dat thema u zo bezig? “Ik heb mijn opa nooit gekend als kind, want hij sneuvelde op de allerlaatste dag van de Eerste Wereldoorlog, nadat hij vier jaar lang in de modder van de IJzer had gevochten. Dat gemis heeft misschien toch meer indruk op me gemaakt dan ik lang heb gedacht. En ik heb een hekel aan onrecht, zeker als er kinderen mee gemoeid zijn. Zo’n oorlog maakt alles kapot, ook hun kans op een onbezorgde kindertijd. Met boeken als ‘De vlucht van Farid’ en ‘Ule’ probeer ik een hoopvol tegengewicht te bieden voor al dat zinloze oorlogsgeweld.” Eerder dit jaar verscheen ‘De Kriegels are back!’, een vervolg op uw klassieker uit 1992. Het nieuwe boek is bedoeld voor een iets ouder publiek, vanaf 13 jaar. Een bewuste keuze? “Tegenwoordig reken ik voor elk boek een jaartje bij, omdat ik merk dat het leesniveau van jongeren er fel op achteruitgaat. Verhalen die leerlingen uit het zesde leerjaar vroeger perfect begrepen, bewaar ik nu voor kinderen van het middelbaar. Natuurlijk vind ik dat best jammer. De oorzaak hoef je volgens mij ook niet ver te gaan zoeken. Kinderen – en jongvolwassenen – lezen vandaag veel minder dan dertig jaar geleden. Terwijl lezende kinderen minstens een jaar rijper en wijzer zijn dan hun leeftijdsgenoten.” Uw fans van dertig jaar geleden hebben ondertussen zelf vaak kinderen. Hoopt u dat die ook Marc de Bel-lezertjes worden? “Het gebeurt wel steeds vaker op signeersessies dat jonge mama’s en papa’s in de rij staan met twee boeken: hun eigen, stukgelezen ‘Ei van oom Trotter’, bijvoorbeeld, en een nieuwe versie voor hun kinderen. Onlangs kreeg ik ook een mail van een koppel, ‘of ik misschien naar hun huwelijksfeest wilde komen’. Blijkbaar hadden ze elkaar ooit leren kennen op kamp en was de vonk overgeslagen toen ze ontdekten dat ze allebei grote fan van mijn boeken waren. Dat is toch fantastisch?” Hebt u, met meer dan 200 verhalen op de teller, eigenlijk ooit last gehad van writer’s block? “Nee, integendeel! Ik vergelijk het graag met de kippen die in mijn tuin rondscharrelen. Als ik hen morgen zou vragen om geen eieren meer te leggen, zouden ze waarschijnlijk ontploffen. Bij mij is dat net hetzelfde: schrijven is mijn tweede natuur, ik mag er niet aan denken dat ik zou moeten stoppen. Ik heb op dit moment 24 verschillende projecten klaarliggen om uit te schrijven. Na al die jaren zit er dus nog geen sleet op mijn verbeelding. Waarschijnlijk komt dat omdat ik, toen ik vijf was, een jaar lang ziek in bed heb gelegen. Ik móést mezelf toen wel bezighouden met wat er in mijn hoofd gebeurde. Als ik een foto zag voorbijkomen in een krant, verzon ik daar bijvoorbeeld meteen een verhaal bij. Die verbeeldingskracht heb ik nog altijd.” U bent er ondertussen 70, maar u bent – naar eigen zeggen – mentaal altijd 11 jaar gebleven. Geldt dat nog steeds? “Volgens mijn vrouw word ik één jaar ouder per decennium, mentaal dan. Dus zit ik nu ergens rond de 14 à 15 jaar.” Moge dat nog lang zo blijven. Bedankt voor het gesprek! © Yves Schepers Photography

8 andere artikels

  • Karen Swan

    "Mijn personages dicteren het verhaal, ik moet ze alleen maar volgen" - Karen Swan

    Santa Montefiore noemt haar een van de meest creatieve en getalenteerde schrijfsters. Karen Swan tovert twee topromans per jaar uit haar pen en – hoera! – op 7 mei ligt deel drie van haar Wilde eilandserie in de winkel. Karen, er zijn véél romans over mensen op een eiland. Waarom worden we zo aangetrokken tot eilandbewoners denk je? Karen Swan: “Omdat mensen daar in harmonie leven met de elementen – het weer, het water, de dieren – en dus worstelen om te overleven. Ik denk dat hun leven veel intenser is. Net als wij hebben ze hun geheimen, er zijn ook goeie en slechte huwelijken, affaires en onwettige kinderen, maar hun bestaan speelt zich af op een veel ruiger terrein. Ze zijn meer in contact met hun dierlijke zelf, worden meer gedwongen om te vechten. Een beetje zoals mensen in tijden van oorlog, als je niet weet of je er morgen nog bent.” Je hebt St. Kilda, de eilandengroep aan de Schotse kust waar je reeks zich afspeelt, ook enkele keren zelf bezocht hé? “Met een klein, wild bootje, ja. (lacht) Je kunt er alleen tussen mei en september geraken omdat de zee de rest van het jaar te wild is. Het is intussen Unesco-werelderfgoed dus supergoed beschermd. Ik had op voorhand elk mogelijk boek over die plek gelezen, en toen ik er aankwam … het voelde heel bijzonder, alsof het een van de laatste wildernissen ter wereld is. Mijn man is accountant en vergezelde me, hij begreep er niks van. (lacht) Het is er ruig, sommige huisjes zijn in verval geraakt, maar alles verraadt nog hun geschiedenis. Je kunt er de geesten bijna horen. Een prachtige, bijna magische plek.” Je schrijft elk jaar een winter- en een zomerverhaal. Hoe houd je het tempo erin? “Ik schrijf 3000 woorden per dag, vijf dagen per week. Als ik dat niet haal, moet ik in het weekend doorwerken en dat wil ik niet, dus ik doe mijn best om op vrijdagavond af te kunnen sluiten. Weet je, het idee van een boek schrijven is zo overweldigend dat die structuur me rustig maakt. Alleen zo is het behapbaar.” Weet jij op voorhand wat er gaat gebeuren in je boek? “Nooit! Ik heb een beginscène – een personage, of een huis – en meer weet ik niet. Het is omdat mijn personages hun leven leiden – ze gaan naar een koffiebar, naar de sportschool en daar gebeuren dan dingen – dat het verhaal zich ontwikkelt. Het idee dat ik op voorhand een plot kan verzinnen nog voor ik een letter geschreven heb, vind ik ondenkbaar. Mijn personages dicteren het verhaal, ik moet ze alleen maar volgen. (lacht)” © Alicia Clarke
  • Bart Moeyaert

    Bart Moeyaert openhartig in ‘Een ander leven’

    Voor zijn nieuwe boek ging Bart Moeyaert grasduinen in zijn omvangrijke archief van dagboeken, brieven en foto’s. Daar zocht (en vond) hij antwoorden op vragen die al langer door zijn hoofd spookten. In ‘Een ander leven’ focust u op de periode van na uw debuut, ‘Duet met valse noten’. Waarom koos u net die periode? Bart Moeyaert: “Ik wist vanaf het begin dat een reis naar Parijs met mijn zeventigjarige moeder de rode draad van het boek zou zijn. Daaruit kwam vanzelf naar voren wat me al jaren bezighoudt: waarom hebben mijn moeder en ik elkaar zo weinig vragen gesteld over ons verleden? We bleken allebei een half verzwegen leven te hebben geleid: zij als dienstmeisje op een kasteel, ik als jongeman die als schrijver wel wist wat hij wilde, maar als mens erg zoekend was.” In augustus had u plots last van een writer’s block. Wat gebeurde er precies? “Dat writer’s block maakte me vooral duidelijk dat ik niet aan het boek werkte dat ik op dat moment wilde schrijven. Het autobiografische ‘Een ander leven’ bleek gelukkig mijn redding. Door een aantal gebeurtenissen in mijn persoonlijk leven bleek ik een grote behoefte te hebben aan orde, niet alleen in mijn hoofd, maar ook letterlijk: in de dozen en mappen vol archiefmateriaal, dagboeken, brieven, foto’s. Het schrijven en samenstellen van ‘Een ander leven’ heeft me een nieuwe adem gegeven.” Voelt het niet kwetsbaar om uw eigen leven zo onder de loep te nemen in een boek? “Het is inderdaad heftig om vergeten brieven te herlezen en dagboeken boven te halen waaruit je opmaakt hoe je als twintiger of dertiger dacht. Al heb ik er geen moeite mee om een persoonlijk verhaal te vertellen – integendeel, ik vind het net spannend. Mijn boeken en mijn leven zijn altijd met elkaar vervlochten.” Uw moeder speelt een prominente rol in ‘Een ander leven’. Is het ook een ode aan haar? “Het was onmogelijk om mijn moeder weer te geven zoals ze echt was, zonder ook mijn vader te schetsen. Vanzelf zijn ook mijn zes broers tot leven gekomen. Ik heb tijdens het schrijven ook helder kunnen krijgen hoe mijn eigen coming of age is verlopen. Op die manier is dit boek niet alleen een ode aan mijn moeder, maar ook aan iedereen die ervoor heeft gezorgd dat de schrijver en de mens die ik ben uiteindelijk konden samenvallen.” © Stefaan Temmerman
  • Heather Morris

    Heather Morris vertelt het verhaal van de vergeten verpleegsters

    Heather Morris schreef al drie waargebeurde romans over WO II. Voor haar nieuwste boek ‘De vrouwen van het kamp’ diept ze een stukje geschiedenis op dat voor Vlamingen verder van ons bed ligt: de gruwel van de Japanse gevangenenkampen in 1942. Maar voor Heather, die in Australië woont, is het de geschiedenis die zíj op school kreeg. Heather Morris: “Singapore – dat schuin boven Australië ligt - viel in 1942 in handen van de Japanners. De inwoners, onder wie ook veel Nederlanders, Britten en Australiërs, sloegen op de vlucht maar het schip dat hen naar veiliger oorden moest brengen, werd gebombardeerd. De overlevenden zwommen naar de kust van Indonesië, waar ze jaren gevangen werden gehouden in het beruchte jappenkamp Palembang op Sumatra. We zijn allemaal opgegroeid met die geschiedenis, mijn eigen vader zat er trouwens zelf drieënhalf jaar lang. Maar niemand heeft ons ooit verteld dat er daar ook vrouwen en kinderen zaten. Het is toch zo dat oorlog vaak enkel over mannen lijkt te gaan, nietwaar?” Je bent gaan graven in de archieven van het Australian War Museum. Wat heb je daar gevonden? “Ik vond er de verslagen van de verpleegsters die er gevangen hadden gezeten. Zij hadden hun verhaal gedaan bij hun terugkomst in 1945. De Australische autoriteiten wilden hen beschermen en zeiden om te vergeten wat er in die kampen was gebeurd en er nooit over te praten. Hun officiële getuigenissen hebben dus nooit het daglicht gezien.” Je schreef eerder al drie waargebeurde romans over de concentratiekampen in Auschwitz. Dit gaat over een Japans kamp. Is er een verschil? “Zeker. De Holocaust draaide om het uitroeien van een heel ras. Iedereen die in dat kamp zat, was gedoemd om te sterven. Dat was nu niet het geval. Maar de Japanners vonden het vernederend om voor vrouwen te moeten zorgen. Zij betekenden niets voor hen. Het is een verhaal van brute onverschilligheid. Bovendien verliep de oorlog niet zoals ze het wilden en dat reageerden ze zich af op hen. Ze hebben er vreselijke dingen meegemaakt.” Seksueel misbruik bijvoorbeeld, maar ook dat hielden de vrouwen nadien geheim. “Ik ben er niet te diep op ingegaan in mijn boek omdat het zo pijnlijk was, maar dat klopt. Op dat strand waar ze aanspoelden, werden de verpleegsters allemaal verkracht. Het officiële verslag daarvan wordt niet vrijgegeven, want de wetenschap dat ze misbruikt zijn, maakt het nóg erger voor de achterblijvende familie. Het is een delicate zaak, dat begrijp ik. Er waren vier vrouwen in het kamp die zich opofferden om seks te hebben met de Japanse soldaten zodat de andere vrouwen gerust gelaten werden. Maar alle overlevende vrouwen hebben nadien afgesproken: we zullen nooit vertellen wie die vrouwen waren. Ik vind dat ontzettend ontroerend en respectvol. Een van de Australische verpleegsters werd opgespoord door een Amerikaanse journalist in de jaren 80. Ze zat in een bejaardentehuis en was dement. Hij probeerde haar de namen te ontfutselen, maar zij antwoordde: "Ik weet niet veel meer, ik zal vertellen wat ik kan. Maar die namen zal ik nooit onthullen, nooit.’ Wat een kracht!” De vrouwen in het kamp vormden een sterke gemeenschap. Eén van de dingen die hen overeind hield, was muziek. Ze zongen samen en dat bracht hoop op de wreedste plek op aarde. “Ik wist al dat kunst belangrijk is om trauma te overleven, maar ik heb nooit geweten hoe krachtig muziek kon zijn. Het is verbazingwekkend! Ik luisterde tijdens het schrijven elke dag naar één bepaald stuk muziek. Vooral ‘A Land of Hope and Glory’, de originele versie van Vera Lynn, heb ik heel vaak opgezet. Die muziek is zeer opzwepend, je vóélt in elke noot de kracht om de groep op te beuren.” Dit is je vierde roman op basis van waargebeurde feiten. Komen mensen spontaan hun verhalen vertellen aan je? “O ja, na elke lezing komen mensen me vragen hun stukje geschiedenis te vertellen. Het gaat altijd om verhalen die om één of andere reden buiten de historische verslagen zijn gehouden. Soms lijkt het alsof ik een soort rabiante feminist ben die altijd over sterke vrouwen wil schrijven, maar dat is niet zo. Het feit is: als ik op verhalen stoot, zoals deze van de vergeten verpleegsters, vind ik het mijn plicht om ze wereldkundig te maken.” Laatste vraag, Heather. Het gerucht gaat dat je volgende roman te maken heeft met een stukje Vlaamse geschiedenis. Is dat waar? (lacht) “Kijk, ik heb drie verhalen waaruit ik probeer te kiezen. Eén daarvan heeft inderdaad met jullie te maken. Maar er is er ook eentje dat zich afspeelt op Malta. De overlevenden zijn 101 en 103 jaar. Ik denk dat ik deze zomer toch maar eerst naar daar ga om hun verhaal op te tekenen, ik moet niet meer te lang wachten.”
  • Guido Van Genechten met Rikki

    Het eigenzinnige konijntje Rikki wordt 25 jaar

    Haal de slingers en worteltaart maar boven! Rikki, het konijn met het hangende oortje, is jarig en dat mag gevierd worden. Sinds zijn eerste prentenboek 25 jaar geleden verscheen, is Rikki alom geliefd bij kleuters over de hele wereld. Hoe bent u destijds op het idee gekomen voor Rikki? Guido Van Genechten: “Eigenlijk wilde ik een prentenboek schrijven over mijn jongste broer, maar dan met konijnen in plaats van kinderen in de hoofdrol. Als voorbereiding had ik een konijntje in klei geboetseerd, om mijn tekeningen op te baseren. Tijdens het drogen was een van zijn oren helemaal scheefgezakt. Dat bracht me op een idee: ‘Als ik nu eens een verhaal schrijf over een konijntje dat een beetje anders is?’ En voilà, Rikki was geboren. Zo gaat het wel vaker met inspi- ratie. De kunst is om open te staan voor toevalligheden die je op ideeën kunnen brengen.” Had u ooit durven dromen dat Rikki zo’n succes zou worden? “Nee. Het hielp dat veel kleuterjuffen en -meesters mijn boeken oppikten om in de klas te gebruiken. Vooral bij kinderen van de tweede kleuterklas raakt Rikki een gevoelige snaar. Voor die leeftijd zijn kinderen vooral met zichzelf bezig, maar vanaf dan merken ze stilaan dat er nog anderen bestaan. (lacht) En beginnen ze naarstig hun plekje binnen dat groter geheel te zoeken.” De wereld is sinds de geboorte van Rikki veranderd. Hebt u Rikki mee laten evolueren? “Nee, bewust niet. Onze wereld verandert voortdurend, maar de innerlijke leefwereld van kleuters blijft hetzelfde. Hun emoties, hun angsten, hun verlangens … Die zijn tijdloos en universeel. Dat verklaart waarom Rikki ook in het buitenland zo’n succes is, van de VS tot in Japan. Onlangs kreeg ik een filmpje te zien van een kleuterschooltje ergens op het Indiase platteland. De juf las voor uit een Rikki-boek terwijl de kinderen rondsprongen als konijntjes. Heerlijk om te zien!” © 2024, Clavis Uitgeverij, foto door Bente Pompen, illustratie door Guido Van Genechten
  • Lize Spit en Veerle Baetens

    Auteur Lize Spit en regisseur Veerle Baetens over de verfilming van 'Het smelt'

    ‘Het smelt’, het weergaloze debuut van Lize Spit over een jeugdige vriendschap die langzaam ontspoort, werd dit najaar verfilmd door actrice Veerle Baetens. Wij spraken de twee over de film én het boek: “Pas toen ik de film zag, dacht ik: wat heb ik mijn lezers in godsnaam aangedaan?” Meer dan vijf jaar stond Veerle Baetens elke dag op met de verfilming van ‘Het smelt’ in haar hoofd en ging ze er ’s avonds mee slapen. Vijf jaar van schrijven en schrappen aan het scenario, van de juiste acteurs zoeken en moeilijke keuzes maken: welke scènes uit het boek (een turf van bijna 500 pagina’s) moesten zéker in de film en welke konden sneuvelen? Het Smelt, de film, kwam er dus niet zonder slag of stoot maar: het resultaat mag gezien worden. Dat vindt ook Lize Spit, die de verfilming van haar roman zo aangrijpend vond dat ze in de cinema af en toe moest wegkijken. Herinner je je nog wanneer de verfilming van je boek voor het eerst ter sprake kwam, Lize? Lize Spit: “Ja, ‘Het smelt’ lag nog maar een week in de winkels, toen ik al telefoon kreeg van producent Dirk Impens. Hij had mijn boek als een van de eersten gelezen en zag meteen dat er een straffe film in zat. Hij wilde de filmrechten kopen, op voorwaarde dat ik hem en zijn creatieve team vrij zou laten voor de verfilming. Ik twijfelde even, maar toen heb ik hem toch maar mijn zegen gegeven. De verkoop van mijn roman liep die eerste weken al zo goed dat ik er gerust op was dat voldoende mensen mijn versie van het verhaal zouden lezen. Het kon dus geen kwaad als de film zou afwijken van mijn boek. Dirk wist ook al heel snel wie hij voor de regie wilde: Veerle Baetens.” Het Smelt is inderdaad jouw regiedebuut, Veerle. Droomde je er al langer van om ooit achter de camera te kruipen? Veerle Baetens: “Toch wel. Toen ik destijds musical ging studeren aan het Conservatorium, heb ik zelfs nog even getwijfeld of ik geen regieopleiding zou volgen. Al heb ik absoluut geen spijt van mijn keuze. Eerst gezien worden als actrice en dan pas zelf zien als regisseur voelde voor mij heel logisch aan. Een paar jaar geleden had ik al eens meegeschreven aan het scenario van ‘Tabula Rasa’ (de Eén-reeks waarin Baetens ook de hoofdrol speelde, red.) en dat smaakte naar meer. Die vraag om ‘Het smelt’ te regisseren kwam dus op het juiste moment op mijn pad.” Zag jij ook meteen een straffe film in het boek van Lize? Veerle: “Absoluut. Ik vond ‘Het smelt’ een enorm spannend boek. Als lezer zit je op het puntje van je stoel te lezen: wat zal er aan het einde met die mysterieuze blok ijs gebeuren? Daar zag ik me als regisseur wel een zenuwslopend drama rond opbouwen.” ‘Het smelt’ is ook een heel aangrijpend boek. Raakte het bij jou ook een gevoelige snaar? Veerle: “Ja, als filmmaker ga je sowieso in elk project op zoek naar iets dat jou persoonlijk raakt. In Lizes boek werd ik vooral aangegrepen door de tragedie van Eva. Dat jonge, eenzame meisje met haar gigantische verlangen om gezien te worden – en waarvoor ze letterlijk alles overheeft. Dat soort minderwaardigheidscomplex had ik vroeger ook een beetje. Ik vond mezelf als puber maar een seut, terwijl al mijn vriendinnen wel succes leken te hebben bij de jongens.” (lacht) Hoe begin je daar eigenlijk aan: een boek van bijna 500 pagina’s in een film van nog geen twee uur gieten? Veerle: “Dat was inderdaad een serieuze uitdaging. Kijk, als regisseur moet je altijd keuzes maken bij een verfilming. Alle verhaallijnen, details en sfeerscheppingen naar het doek vertalen, dat gaat gewoon niet. In het boek was ik bijvoorbeeld ook erg ontroerd door de relatie tussen Eva en haar kleine zusje Tess, die met allerlei angststoornissen kampt. In de film komt die relatie ook aan bod, maar veel minder, omdat de focus vooral op Eva zelf ligt. Ook de prachtige taal en metaforen die Lize in haar boek gebruikt, kan je onmogelijk recht aandoen op het witte doek. Een film leent zich bij uitstek om gebeurtenissen te laten zien, in plaats van ze in woorden te gieten.” Heeft Veerle je betrokken bij het maken van de film, Lize? Lize: “Toch wel, ik heb van haar verschillende versies van het scenario mogen lezen én ze stond altijd open voor mijn feedback. Dat vond ik fijn. Tegelijk heb ik Veerle altijd op het hart gedrukt dat Het Smelt haar film was en dat ze dus naar hartenlust dingen mocht veranderen. Vooral het einde van haar film wilde ze toch anders dan dat in mijn boek. Hoopvoller, vooral. Dat begreep ik ook wel. Mijn boek is heel zwaar en donker, dat kun je in een film geen twee uur volhouden. Anders loopt je publiek misschien nog de zaal uit.” (lacht) Veerle: “Ook op dat vlak is een film inderdaad iets anders dan een boek. Een roman kan je even wegleggen als het je als lezer te veel wordt, maar met een film gaat dat natuurlijk niet. Ik wilde met Het Smelt ook zeker geen moeilijke arthousecinema maken, maar een prent die een breed publiek aanspreekt. Daarom moesten we het scenario wel iets minder donker maken. Bijvoorbeeld: in Lizes boek zijn Pim (Tim in de film) en Laurens, de ‘Musketiers’ met wie Eva als jong meisje optrekt, al vanaf de eerste bladzijde heel gemeen. In de film hebben we dat toch anders aangepakt. Daarin zie je hoe die twee jongens evolueren van onschuldige kinderen naar iets gevaarlijkers. Geen van de kinderen in de film is zomaar een slechterik of pestkop. Ze worstelen allemaal wel met iets – de scheiding van hun ouders, de dood van een broer, een afwezige moeder. Ze zitten elk op hun eigen manier niet goed in hun vel.” Ben je ook een kijkje durven gaan nemen op de set, Lize? Lize: “Ja, een speciale, bijna hartverwarmende ervaring was dat. Plots stond ik daar midden in een scène die ik zelf ooit had zitten schrijven, eenzaam achter mijn bureautje. Het voelde een beetje alsof ik thuiskwam in mijn eigen boek. De dag dat ik de set bezocht, werd er net een heftige scène opgenomen met de jonge acteurs. Hoe Veerle die kinderen uitdaagde om het beste van zichzelf te geven voor de camera, maar ze tussen de takes door ook op hun gemak stelde: daar was ik erg van onder de indruk.” Het cliché zegt nochtans dat je in de filmwereld maar beter niet met kinderen of dieren werkt. Veerle: “Niets van! Het klopt wel dat je met jonge acteurs anders moet omgaan dan met oudere, professionele acteurs. Je moet hen wat meer begeleiden, meer met hen bezig zijn, zodat ze zich volledig durven geven. Maar als je daar als regisseur in slaagt, kunnen er echt prachtige dingen ontstaan voor je camera.” De lezers van ‘Het smelt’ herinneren zich vast nog de gruwelijke climax waarin Eva haar jeugdige onschuld definitief kwijtraakt. Was dat voor jou ook de moeilijkste scène om te verfilmen, Veerle? Veerle: “Tijdens het schrijven hebben we daar inderdaad lang op zitten kauwen: hoe brengen we die scène zo sterk mogelijk, maar ook met zoveel mogelijk respect voor mensen die ooit zelf het slachtoffer werden van iets soortgelijks?” In jouw roman is wegkijken alvast geen optie, Lize. Daar beschrijf je wat Eva overkomt tot in het kleinste detail. Lize: “Een bewuste keuze: het hele boek lang zit je als lezer al mee in het hoofd van Eva, die alles rondom haar messcherp observeert en beschrijft. Dan was het toch flauw geweest om, net op dat belangrijke moment, weg te kijken als schrijver? Ik wilde net dicht bij Eva blijven, haar niet in de steek laten. Toch heb ik best veel commentaar gekregen op die scène. Sommige lezers vonden het hard – zelfs bijna pervers – dat ik die traumatische gebeurtenis zo open en bloot beschreef. Maar ik vind het net pervers dat we bij zulke gewelddadige scènes geleerd hebben om weg te kijken. Zeker als het om vrouwen gaat.” Veerle: “Ook in de film wilden we tijdens die sleutelscène zo dicht mogelijk bij Eva blijven. Het is ook een van de weinige scènes waarvoor ik ben gaan polsen in mijn omgeving: ‘Wat vind jij ervan? Is het te hard? Niet hard genoeg?’ Ik wilde precies aftasten hoe ondraaglijk ik ze kon maken, zonder dat mijn publiek zou afhaken.” Lize: “Je mag een publiek ook niet onderschatten, denk ik. Er zullen vast veel vrouwelijke kijkers zijn die het net waarderen dat je dat geweld eens recht in de ogen hebt gekeken.” Ben je als schrijver destijds niet heel diep moeten gaan voor die scène, Lize? Lize: “Het was inderdaad best pijnlijk om dat zo in detail neer te pennen. Tijdens het schrijven word je als het ware even je personage. Om dat personage dan aan zoiets gruwelijks te onderwerpen, is eigenlijk een vorm van zelfkastijding. Tegelijk koppel je je als schrijver ook los. Als ik achter mijn bureau zit, zit ik niet de hele tijd te denken: wat vind ik hier nu zelf van? Ik schrijf in een staat van verdoving, waardoor ik zelf niet altijd doorheb hoever ik aan het gaan ben.” Veerle: “Daar schrok je tijdens de opnames ook van: ‘Wow, wat een heftige scène is me dat hier?’ Terwijl jij degene was die ze had verzonnen.” Lize: (knikt) “Pas toen ik sommige scènes in de film tot leven zag komen, dacht ik: wat heb ik mijn lezers in godsnaam aangedaan? Ik heb soms letterlijk tussen mijn vingers door naar het scherm zitten kijken, zo hard kwam het allemaal binnen. Ik vind vooral dat Veerle de vreselijke, verlammende eenzaamheid van Eva goed in beeld heeft gebracht. Er is een scène die niet in het boek zat maar wel in de film, waarin de jonge Eva wordt afgewezen door haar moeder. Elke keer als ik die scène zie, moet ik huilen … Zo hartverscheurend vind ik ze. Ze vat ook precies wat ik in mijn boek heb proberen te beschrijven.” Hoe blik je nu, na al die jaren, terug op je debuut, Lize? ‘Het smelt’ maakte van jou in één klap een literaire ster hier in Vlaanderen. Lize: “Als ik er nu op terugkijk, besef ik dat ik ‘Het smelt’ vanuit een héél donkere plek in mezelf heb geschreven. In zekere zin heeft dat boek dan ook mijn leven gered. Ik móést dat verhaal gewoon neerschrijven, moest het uit mijn systeem krijgen. Ik denk tegelijk niet dat ik het vandaag nog zou kunnen schrijven. Ondertussen ben ik milder geworden en heb ik een aantal dingen uit mijn eigen verleden beter verwerkt. Dat ‘Het smelt’ dan ook nog eens meteen zoveel waardering kreeg, van critici én van lezers, daar ben ik nog altijd dankbaar voor. Ik had nooit gedacht dat mijn verhaal zo herkenbaar zou zijn voor lezers. Uit die enthousiaste bijval put ik nog altijd veel troost. En vertrouwen: als alles goed gaat, komt volgend jaar mijn nieuwe boek uit.” En jij, Veerle, hoe blik jij terug op jouw debuut in de regiestoel? Veerle: “Het was een heftig traject, maar eerlijk: het smaakte zeker naar meer. Ik ben zelfs al bezig aan mijn volgende regieproject, maar veel kan ik daar nog niet over zeggen …” We zijn benieuwd. Bedankt voor het gesprek!
  • Karin Slaughter

    "Seksueel geweld is als moord. De persoon die je was, komt nooit terug." - Karin Slaughter

    Publiekslieveling Karin Slaughter was in juni nog te gast bij Standaard Boekhandel in Vlaanderen. Haar ‘Na die nacht’ zou de hele zomer in de top 10 staan, en as we speak zit de Queen of Crime in haar schrijvershuis te broeden op een volgend boek. En jawel, dat wordt opnieuw een Will Trent-thriller! Karin, je schrijft in een huis ver weg van alles en iedereen, van zonsopgang tot zonsondergang. Kan dat niet comfortabeler? Karin Slaughter: (lacht) “Ja, het is zo stom. Dat komt nog van vóór schrijven mijn fulltimejob was. Ik stond toen om vijf uur op, schreef enkele uren en moest dan naar mijn werk. En zodra ik weer thuiskwam, schreef ik verder. In het weekend blééf ik schrijven. Die job heb ik niet meer nodig, maar de routine is gebleven: gedurende een paar weken ben ik tot zestien uur per dag volledig gefocust op het verhaal. Nu ik ouder ben, voel ik wel dat mijn lichaam de tol betaalt voor dat lange zitten. Maar ach, het is nu eenmaal hoe ik het doe.” Je bent opnieuw bezig aan een Will Trent. Hoe beslis je of een boek een standalone wordt of een deel van de reeks? ”Dat hangt af van het verhaal. Als ik een idee heb voor Will en Sarah, wil ik zeker zijn dat het geweldig is. Natuurlijk wil ik nooit een slecht boek schrijven, maar zéker geen slechte Will en Sarah (lacht). Dat zou een belediging zijn voor mijn lezers. Alles moet juist zitten. Ze zijn tegenwoordig behoorlijk gelukkig in hun relatie, en dat is moeilijk. Het is veel makkelijker om te schrijven over mensen die ruziemaken en uit elkaar gaan. Maar Will en Sarah hebben het goed samen: ik moet daar respect voor hebben.” In ‘Na die nacht’ keer je terug naar Sarahs verleden, een verkrachting jaren geleden. Zelden las ik zo’n aangrijpende thriller. “Omdat vrouwen in de VS zoveel rechten op hun lichamelijke autonomie zijn kwijtgespeeld, wilde ik via Sarah schrijven over seksueel geweld en hoe het je hele leven beïnvloedt, en ook dat van de mensen om je heen. Verkrachting is als een moord, want de persoon die je voordien was komt nooit meer terug. Die onbezorgdheid is voor altijd weg. Daar komt ook de titel van het boek vandaan, want na die nacht was alles voor Sarah anders.” Je maakt er een universeel verhaal van, zegt tegen iedereen die het heeft meegemaakt: jou treft geen schuld. “We moeten stoppen met vrouwen te zeggen dat ze maar geen korte rok moesten dragen, en beginnen met mannen te zeggen dat ze niet moeten verkrachten. Weet je, ik vertel geen sprookjes waarin de man de vrouw komt redden. Ik schrijf over vrouwen en hun kracht. Verhalen van geweld zijn altijd complex, maar het gebeurt te vaak en dat is verschrikkelijk. Met mijn boeken hoop ik vrouwen een taal te geven om erover te praten.”