Santa Montefiore noemt haar een van de meest creatieve en getalenteerde schrijfsters. Karen Swan tovert twee topromans per jaar uit haar pen en – hoera! – op 7 mei ligt deel drie van haar Wilde eilandserie in de winkel.
Karen, er zijn véél romans over mensen op
een eiland. Waarom worden we zo
aangetrokken tot eilandbewoners denk je?
Karen Swan: “Omdat mensen daar in
harmonie leven met de elementen – het
weer, het water, de dieren – en dus worstelen
om te overleven. Ik denk dat hun leven veel
intenser is. Net als wij hebben ze hun
geheimen, er zijn ook goeie en slechte
huwelijken, affaires en onwettige kinderen,
maar hun bestaan speelt zich af op een veel
ruiger terrein. Ze zijn meer in contact met
hun dierlijke zelf, worden meer gedwongen
om te vechten. Een beetje zoals mensen in
tijden van oorlog, als je niet weet of je er
morgen nog bent.”
Je hebt St. Kilda, de eilandengroep aan de
Schotse kust waar je reeks zich afspeelt, ook
enkele keren zelf bezocht hé?
“Met een klein, wild bootje, ja. (lacht) Je kunt
er alleen tussen mei en september geraken
omdat de zee de rest van het jaar te wild is.
Het is intussen Unesco-werelderfgoed dus
supergoed beschermd. Ik had op voorhand
elk mogelijk boek over die plek gelezen, en
toen ik er aankwam … het voelde heel
bijzonder, alsof het een van de laatste
wildernissen ter wereld is. Mijn man is
accountant en vergezelde me, hij begreep
er niks van. (lacht) Het is er ruig, sommige
huisjes zijn in verval geraakt, maar alles
verraadt nog hun geschiedenis. Je kunt er de
geesten bijna horen. Een prachtige, bijna
magische plek.”
Je schrijft elk jaar een winter- en een
zomerverhaal. Hoe houd je het tempo erin?
“Ik schrijf 3000 woorden per dag, vijf dagen
per week. Als ik dat niet haal, moet ik in het
weekend doorwerken en dat wil ik niet, dus ik
doe mijn best om op vrijdagavond af te
kunnen sluiten. Weet je, het idee van een
boek schrijven is zo overweldigend dat die
structuur me rustig maakt. Alleen zo is het
behapbaar.”
Weet jij op voorhand wat er gaat gebeuren
in je boek?
“Nooit! Ik heb een beginscène – een
personage, of een huis – en meer weet ik
niet. Het is omdat mijn personages hun
leven leiden – ze gaan naar een koffiebar,
naar de sportschool en daar gebeuren dan
dingen – dat het verhaal zich ontwikkelt.
Het idee dat ik op voorhand een plot kan
verzinnen nog voor ik een letter geschreven
heb, vind ik ondenkbaar. Mijn personages
dicteren het verhaal, ik moet ze alleen maar
volgen. (lacht)”
© Alicia Clarke