Elsschot
werd in Antwerpen geboren als zoon in een bakkersgezin. Hij studeerde in
Antwerpen aan de Antwerpse gemeenteschool in de Van Maerlantstraat, het
Koninklijk Atheneum van Antwerpen en het Hoger Handelsgesticht/Institut Supérieur
de Commerce de l'État, later Rijkshandelshogeschool, alwaar hij in 1904 het
diploma licentiaat in de handelswetenschappen behaalde. Hij maakte zijn studies
aan het atheneum niet af omdat hij van school werd gestuurd. Op het atheneum
kreeg hij les van Pol de Mont en ontdekte hij zijn liefde voor de literatuur.
In zijn
jeugd bezocht de kleine Alfons de Ridder tijdens de zomervakanties vaak zijn
oom in het landelijke Blauberg. Hij ging er graag wandelen in het gebied
'Helschot', tussen Blauberg en Veerle, en ontleende later zijn schrijversnaam
aan deze plaats.
De Ridder
oefende verschillende beroepen uit; niet enkel in Antwerpen en Brussel, maar
ook in Parijs, Rotterdam en Schiedam. In de laatste stad was hij
handelscorrespondent op het kantoor van de Werf Gusto, dat model zou staan voor
de General Marine and Shipbuilding Company in Kaas. Een oudere collega bij
Gusto, mejuffrouw Van der Tak, stimuleerde hem de kleurrijke verhalen die hij
vertelde, op papier te zetten.
Vanaf 1912
werkte De Ridder voor het tijdschrift La Revue Continentale Illustrée:
industrie, finance, commerce, éducation, van zijn vriend Jules Valenpint, die
model stond voor het personage Boorman in de roman Lijmen/Het been, waarin La
Revue Continentale is omgedoopt in "Algemeen Wereldtijdschrift voor
Financiën, Handel, Nijverheid, Kunsten en Wetenschappen". Het echte
tijdschrift ging tijdens de Eerste Wereldoorlog wegens de economische
omstandigheden op de fles.
Tijdens de
Eerste Wereldoorlog was hij secretaris van het Nationaal Comité voor Hulp en
Voeding in Antwerpen. Na de oorlog stichtte hij zijn eigen reclamebureau, dat
hij tot aan zijn overlijden bleef besturen. In die rol schreef hij onder andere
een tekst met de titel "Lofzang op de mostaard" (eet mosterd van
Tierenteyn Ferdinand / veruit de bekwaamste fabrikant / van ons beminde
Belgenland). Hij was gespecialiseerd in gedenkboeken van bedrijven en
winkeliersverenigingen. Ook gaf hij vijf maal de Almanak der Kroostrijke
Gezinnen uit. In 1930 wist hij een koninklijke aanbeveling te verkrijgen voor
een ruimschoots van advertenties voorzien gedenkboek ter gelegenheid van 100
jaar onafhankelijkheid van België. Verder verzorgde hij jarenlang
reclameuitingen op de zijwanden van kiosken op honderden spoorwegstations in
België. Van 1942 tot 1960 was hij de advertentie-acquisiteur van Snoecks.
Elsschot
hield niet van de reclamewereld. Vlak voor zijn dood in 1960 formuleerde hij
het als volgt: "Niet alleen walg ik van de reclame, maar ook van de
commercie in het algemeen. En ik heb Lijmen geschreven omdat ik er op een of
andere manier van af moest komen. Ik moest wel reclame bedrijven, want van mijn
pen heb ik nooit kunnen leven.”
Elsschot
liet in de duinen van Sint-Idesbald (Koksijde) zijn villa Kerkepanne bouwen en
vond daar zijn tweede thuis. Daarover schreef hij onder meer in Tsjip.
Met de
huwelijkstrouw nam Elsschot het niet zo nauw[1], zo had hij tussen 1946 en 1951
een relatie met de dichteres Liane Bruylants. Volgens haar had hij nog een
andere relatie met een onbekende vrouw.
Willem
Elsschot overleed op 78-jarige leeftijd, vermoedelijk aan een hartinfarct, in
Antwerpen. Zijn vrouw Fine overleed de dag daarop. Elsschot werd gecremeerd en
zijn as werd samen met het lichaam van zijn echtgenote begraven op het
Schoonselhof.
Postuum
werd hem de Staatsprijs voor de literatuur toegekend. In 2005 eindigde hij op
nr. 49 in de Vlaamse versie van de verkiezing van De Grootste Belg.