De auteur, dochter van een Belgische moeder van Belgische adel (Fernande de Cartier de Marchienne, lid van de familie De Cartier[2]), en een Franse burgerlijke vader uit de Nord (Frans-Vlaanderen) (Michel Cleenewerck de Crayencour), werd vrij jong wees. Haar moeder overleed kort na haar geboorte en haar vader voedde haar op buiten het reguliere schoolsysteem. Hij leerde haar moderne talen en Latijn. Zij bewonderde haar vader om zijn zin voor avontuur, zijn weetgierigheid en zijn non-conformisme. De beste vriendin van haar moeder, de auteur Jeanne de Vietinghoff werd haar tweede moeder en groot voorbeeld voor Marguerite.
Ze debuteerde als schrijfster met Alexis ou le traité du vain combat in 1929, het jaar dat zij haar vader verliest.
Dankzij de erfenis van haar moeder bereisde zij mediterrane landen. In 1939, bij de opkomende oorlogsdreiging, vertrok zij op uitnodiging van de vertaalster Grace Frick naar New York, waar zij tot 1953 docente vergelijkende literatuurwetenschap aan het Sarah Lawrence College was. In 1947 verwierf zij het Amerikaans staatsburgerschap. In 1950 kocht zij samen met Grace een houten landhuis, Petite Plaisance, in het plaatsje Northeast Harbour op Mount Desert Island aan de kust van Maine, dichtbij de Amerikaans-Canadese grens. Dit is een plaatsje waar men verbonden met de natuur leeft en waar het zeven maanden per jaar streng wintert. Het landhuisje was "modeste, mais géable, accueillant sans apprêt, bourré de livres". Het is nu ingericht als museum.
Aldaar schreef zij het belangrijkste gedeelte van haar oeuvre. Door haar eruditie kon zij, steunend op haar rijke cultuurhistorische kennis, haar geliefde thema's vormgeven: zelfstandig en kritisch aanwenden van de rede en een humanistisch geloof in de mens. In keizer Hadrianus (76-138 na Chr.), de alchemist Zeno en haar eigen vader komen deze deugden tot leven in haar literair werk. In 1951 verscheen de biografische roman Mémoires d'Hadrien, waarmee zij meteen ook grote bekendheid verwierf. Voor L'Oeuvre au noir (1968) kreeg zij de Prix Femina. In 1974 en 1977 verschenen Souvenirs pieux en Archives du Nord, verwijzend naar de familiegeschiedenis van haar ouders. Over de schrijfster zelf komen wij niet veel te weten, want aan het einde van het tweede deel is de auteur amper zes weken oud.
Haar levensgezellin Grace Frick, hospes comesque of gast en gezel, overleed in 1979. Daarna ging zij weer reizen, tot aan haar dood in 1987. Quoi? L'Eternité, het laatste deel van de trilogie Le Labyrinthe du Monde verscheen postuum.
In 1980 was Yourcenar de eerste vrouw die in de toen 345 jaar oude Académie française als lid werd toegelaten. De Franse criticus Matthieu Galey publiceerde naar aanleiding van haar verkiezing een aantal gesprekken met de auteur, die gebundeld werden in het boek Les yeux ouverts (1981).
Bron: Wikipedia