Henri (Hendrik) Conscience (Antwerpen, 3 december 1812 – Elsene, 10 september 1883) was een Vlaams schrijver. Hij werkte zich door talent en ijver op tot een Vlaams volksschrijver. Er wordt van hem gezegd dat hij "de man was die zijn volk leerde lezen."
Door middel van zijn 'schilderende' teksten probeerde hij het volk op te voeden en te onderwijzen. Alhoewel Conscience pro-Belgisch was, bleek uit zijn geschriften een felle vlaamsgezindheid. Zijn populairste werk, De leeuw van Vlaanderen, werd verfilmd door Hugo Claus.
Naast schrijver is hij ook bestuurder, griffier, redacteur, arrondissementscommissaris en bewaarder van musea geweest. Hendrik Conscience overleed in Brussel in 1883 en werd begraven op het Antwerpse Kielkerkhof. Later werden de schrijver en zijn grafmonument naar het Schoonselhof overgebracht waar het tegenover perk U te bezichtigen is.
Jeugd
Hendrik Conscience had een Vlaamse moeder, Cornelia Balieu, en een Franse vader, Pierre Conscience. Die laatste was afkomstig uit de stad Besançon en werkte voor de marine van Napoleon Bonaparte. In 1811 kreeg Consciences vader een functie in de Antwerpse haven. Op dat moment maakten België en Nederland nog deel uit van Frankrijk. Na het Congres van Wenen trokken de Fransen zich terug uit Antwerpen en bleef Pierre met zijn gezin achter. Pierre en Cornelia kregen acht kinderen van wie er twee dood geboren werden en vier na korte tijd overleden. Alleen Henry (Hendrik) en Jean Balthasar (4 januari 1815-11 oktober 1880) bleven in leven. Hendriks moeder stierf op 14 december 1820. In 1826 trad zijn vader in het huwelijk met Anna Catherina Bogaerts, die veel jonger was dan hij. Zij kregen negen kinderen van wie er vier zeer jong overleden.
Hendrik was door zwakte en ziekelijkheid genoodzaakt zijn zeven eerste levensjaren door te brengen in een stoeltje bij het venster. Zijn moeder, die hem als een troostengel terzijde stond, trachtte hem op te beuren met het toefluisteren van oude Antwerpse verhalen. Dit ontwikkelde vroegtijdig zijn denkvermogen en toen hij de kracht bezat om de straat op te gaan met zijn speelmakkers, werd hij hun geliefkoosde verteller. Het A.B.C. leerde hij bij zijn vader, in wiens hof hij een vriend van bloemen en planten en later een hartstochtelijke bewonderaar van de natuur werd. Het onderwijs, dat hij in een privaatschool van Borgerhout genoot, was gering; maar door zelfonderricht wist de begaafde jongeling het zover te brengen, dat hij in zijn school hulponderwijzer kon worden. Nadat hij zich met bijzondere lessen in het Engels had geoefend, ging hij zich in het Frans volleren te Antwerpen, waar hij vervolgens optrad als ondermeester in een van de voornaamste leergestichten.
Revolutie
Bij het ontstaan van de Belgische Revolutie liet de onbedachte jongeling zich door een strijdlustige Brusselaar overhalen om de wapens op te nemen. Op 28 september 1830 tekende hij als vrijwilliger een dienstverbintenis voor twee jaar, die hij op 7 april 1831 in een verbintenis voor vijf jaren moest veranderen. Na korporaal, fourier, sergeant-majoor en onderwijzer van de regimentschool te zijn geweest, werd hij op 21 mei 1836 van de krijgsdienst ontslagen. Reeds sinds het vorige jaar onderhield Conscience een briefwisseling met de Vlaamse lettervrienden van zijn geboortestad. Bij zijn terugkomst te Antwerpen werd hij daar lid van de rederijkerskamer "de Olijftak" en van dan af besteedde hij al zijn krachten om van de Franse rijmelaar die hij was, volksschrijver te worden. Hij had echter in zijn literaire loopbaan met veel tegenspoed te worstelen. Daar hij geen middelen van bestaan had, bezorgde zijn vriend, de kunstschilder Gustaaf Wappers, hem een plaats van vertaler bij het provinciaal bestuur. Vanwege zijn Vlaamsgezindheid was hij echter spoedig verplicht van dit ambt af te zien. Uit noodzaak werd hij toen hovenier.
Consciences Meesterwerk
Conscience startte met het schrijven van Franse gedichten. In 1837 publiceerde hij In 't Wonderjaer 1566 en Phantasy, maar deze werken waren ontgoochelend qua succes. In deze tijd had hij zware financiële problemen. Hij kreeg van Leopold I een subsidie.
Conscience werd hoogstwaarschijnlijk geïnspireerd tot het schrijven van De leeuw van Vlaanderen na het zien van de schilderij De Groeningeslag van Nicaise De Keyser in het Antwerpse Vleeshuis. In deze roman beschrijft Conscience de Guldensporenslag die hij als achtergrond gebruikt om de liefdesavonturen te schetsen van Machteld, de dochter van Robrecht III van Béthune met ridder Adolf van Nieuwlandt. Een aantal passages in het boek stroken niet met de geschiedenis, die hij later in Geschiedenis van België probeerde recht te zetten. Met het grote succes van De leeuw van Vlaanderenverdiende Conscience de titel "de man die zijn volk leerde lezen". Verder heeft dit boek sterk bijgedragen tot de Vlaamse bewustwording in de 19e eeuw en de groei van de Vlaamse Beweging tot in 20e eeuw. Het boek werd tot een filmscenario herwerkt door Hugo Claus.
Na de Leeuw
Zijn letterkundige werken verwierven toen reeds zoveel bijval, dat het Wappers, die bestuurder van Antwerpens Academie werd, gelukte, hem op 6 november 1841 tot zijn griffier te doen benoemen. Ook in dit ambt ontmoette de schrijver van allerlei zijden weerstand.
In 1842 huwde Conscience met Maria Peinen. Ze kregen vijf kinderen, van wie er vier jong overleden: Hildevert (Antwerpen 1843 - Diksmuide 1869), Machteld (Antwerpen 1848 - Antwerpen 1851), Marie (1852-1922), Clara (Antwerpen 1855 - Kortrijk 1857) en Hendrik (Antwerpen 1857 - Elsene 1869). Beide zonen overleden aan de gevolgen van tyfus, Clara aan kroep. Marie trad in 1870 in het huwelijk met de dichter-componist Gentil Antheunis. Conscience vluchtte weg uit de stad, naar Schilde en maakte er vele wandelingen. Op een dag kwam hij in een hoeve in Zoersel waar hij de inspiratie voor De lotelingopdeed.
Het in 1843 verschenen Hoe men schilder wordt was het eerste boek van een nieuwe periode. Het is het innig-ontroerend levensverhaal van zijn vriend Edward Dujardin, die verschillende van zijn werken illustreerde.
Samen met enkele bevriende letterkundigen was hij medeoprichter van het Vlaamsgezinde dagblad Vlaemsch België, dat in Brussel uitgegeven werd vanaf 1 januari 1844 maar al in november van datzelfde jaar ter ziele ging.
Nadat zijn beschermer Wappers van het bestuur van de kunstschool had moeten afzien, gaf ook Conscience zijn ontslag op 3 februari 1854. Om de vervolgde Vlaamse schrijver te troosten en op te beuren, gaven zijn Antwerpse vrienden en bewonderaars hem feesten, op welke de gevierde kunstenaar zijn buitengewone redenaarsgaven deed uitschijnen. Het was een droeve tijding voor de Vlaamse kunststad Antwerpen toen het Staatsbestuur hem op 6 januari 1857 benoemde tot arrondissementscommissaris te Kortrijk. Daar leefde Conscience, tot hij op 10 september 1868 werd aangesteld als bewaarder der koninklijke musea voor schilder- en beeldhouwkunst te Brussel. Terwijl hij daar in het Wiertzmuseum was gevestigd, vierde heel het land de verschijning van zijn honderdste boekdeel.
Dood
De inhuldiging van zijn standbeeld (van beeldhouwer Frans Joris) te Antwerpen op 13 augustus 1883 kon hij wegens ziekte niet meemaken. Hij stierf op 10 september 1883. Zes dagen later werd zijn gebalsemd lijk in Antwerpen met vorstelijke luister begraven op het Kielkerkhof, waar op 19 september 1886 boven zijn grafkelder een gedenkzuil werd onthuld, eveneens van de hand van Frans Joris. Tijdens deze plechtigheid liet Peter Benoit het "Treur- en Triomfzang" ("Conscience-cantate") uitvoeren, een compositie op een gedicht van Victor Alexis de la Montagne.
Na de sluiting van het Kielkerkhof in 1936 werden de stoffelijke resten en het monument (in 1938) overgebracht naar Schoonselhof.
Bron: Wikipedia.