Geerten Meijsing bracht zijn jeugd door in Haarlem en was daar leerling van het Triniteitslyceum. Hij richt eind jaren zestig samen met o.a. Kees Snel het schrijvers- en filmerscollectief Joyce & Co. op (een verwijzing naar de Ierse schrijver James Joyce). Onder de naam Joyce & Co. verscheen tussen 1974 en 1986 een drietal romans, die tezamen de 'Erwin-trilogie' worden genoemd: Erwin (1974), Michael van Mander (1979) en Cecilia (1986). Deze trilogie werd ooit beschreven als een romantisch-decadente propositie over de verveling en de condities van het schrijverschap en als een encyclopedische roman over narcisme (literatuur: Erwin), vriendschap (schilderkunst: Michael van Mander) en liefde (muziek: Cecilia).
Onder zijn eigen naam kreeg Meijsing in 1988 voor Veranderlijk en wisselvallig de AKO Literatuurprijs. Het vervolg, Altijd de vrouw, werd voor dezelfde prijs genomineerd. Tussen mes en keel won in 1999 de Gouden Uil en werd genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs. Voor Dood meisje ontving hij nominaties voor zowel de Gouden Uil als de Libris-prijs. In 2005 verscheen een dubbelroman samen met zijn zus Doeschka Meijsing genaamd Moord & Doodslag. In dit boek komt zus Andrea (Doeschka) op bezoek bij broer Timbeer (Geerten) in Syracuse (Italië). In 2007 publiceerde Meijsing zijn tot op heden laatste roman, Siciliaanse Vespers, waarin zijn alter ego Erik Provenier wederom ten onder gaat aan een tragische liefde. In dit boek is het jeugdliefde Wolf met wie Provenier een road trip down memory lane door zijn geliefde Italië beleeft, alvorens haar te verliezen aan literair handelsreiziger Jochem Suckert (a.k.a. Jeroen Vullings).
In 1972 was Geerten Meijsing samen met Kees Snel, Frans Verpoorten jr., Peter J. Muller en Coen van der Linden een van de oprichters van het Bob Evers Genootschap.
Bron: Wikipedia