‘Ik schrijf nu en dan een gedicht. Om een etser te eren. Om na te denken over een rivier. Omdat er iemand jarig is. Vanwege een afscheid. Omdat het herfst is. Omdat het nieuwjaar is. Omdat er een gedicht moet komen voor bij een ingang, om overheen te lopen. Is elk gedicht dan eigenlijk een gelegenheidsgedicht? Daar zou ik wel vóór zijn, ja, om het zo te zien. Met dien verstande dat de gelegenheid echt voor zichzelf spreekt en er niet met de haren bij gesleept wordt,’ aldus Nicolaas Matsier.
Wij glanzen wat we kunnen naast het pad.
Hij daar, hij liet ons los. We dwarrelden
en kwamen neer. Nu zijn we hier. Ons blad
doet wat het moet en vangt de zon – waartoe?