Standaard Boekhandel gebruikt cookies en gelijkaardige technologieën om de website goed te laten werken en je een betere surfervaring te bezorgen.
Hieronder kan je kiezen welke cookies je wilt inschakelen:
Technische en functionele cookies
Deze cookies zijn essentieel om de website goed te laten functioneren, en laten je toe om bijvoorbeeld in te loggen. Je kan deze cookies niet uitschakelen.
Analytische cookies
Deze cookies verzamelen anonieme informatie over het gebruik van onze website. Op die manier kunnen we de website beter afstemmen op de behoeften van de gebruikers.
Marketingcookies
Deze cookies delen je gedrag op onze website met externe partijen, zodat je op externe platformen relevantere advertenties van Standaard Boekhandel te zien krijgt.
Je kan maximaal 250 producten tegelijk aan je winkelmandje toevoegen. Verwijdere enkele producten uit je winkelmandje, of splits je bestelling op in meerdere bestellingen.
English summary: Social justice, seen as a widely-accepted socio-ethical criterion for a legitimate welfare state, poses the question of the mutual commitments to which members of society can be bound, and the reasons for this. Elmar Nass examines whether or not this is true and if so, which social standards may counteract discretion. He examines the consistency, coherence and implementability of those concepts of justice which are relevant for the discussion about the welfare state. His study would seem to confirm the contradiction between social justice and economic efficiency. In order to solve this problem, the author applies the idea of justice on the basis of capability, which originated in the ordoliberal concept of the social market economy, for the first time to a concept of a welfare state, a concept whose goal in its regulatory policies is to provide each human being with the opportunity to develop. This concept promises both a neo-Aristotelian and implementable symbiosis between social justice and economic efficiency. German description: Soziale Gerechtigkeit gilt als das sozialethisch weitgehend akzeptierte Kriterium eines legitimen Sozialstaats. Wegen seiner Unscharfe und seiner weitlaufig angenommenen Konkurrenz zur okonomischen Effizienz ist der Begriff jedoch ideologieverdachtig. Die terminologische Konfusion wird durch eine transparente Begrifflichkeit aufgelost, mit der das an Menschenwurde und Solidaritat gekoppelte Kriterium sozialer Gerechtigkeit erst fur den aktuellen Sozialstaatsdiskurs relevant wird. Soziale Gerechtigkeit fragt danach, worauf und warum die Gesellschaftsmitglieder gegenseitig verpflichtet werden konnen. Weil Menschenwurde, Solidaritat und damit die ordnungspolitische Legitimitat begrundungsoffen sind, mussen alternative weltanschauliche Zugange einander gegenubergestellt werden. Elmar Nass geht der Frage nach, ob und wenn ja, welche sozialen Anspruchsrechte der Verfugungsfreiheit entgegengesetzt werden durfen. Ausgehend von den dazu grundsatzlich verschiedenen Paradigmen uberpruft der Autor die fur den Sozialstaatsdiskurs massgeblichen Gerechtigkeitsentwurfe auf Konsistenz, Koharenz und Implementierbarkeit. Dabei treten innere Widerspruche und krypto-normative Pramissen zutage, und der vermeintlich unvermeidliche Widerspruch von sozialer Gerechtigkeit und okonomischer Effizienz scheint sich zu bestatigen. Um dieses Problem zu losen, wendet der Autor die im Ordo-Gedanken der Sozialen Marktwirtschaft gegrundete Idee der Befahigungsgerechtigkeit erstmals auf einen Sozialstaatsentwurf an, der die Entfaltung des Menschen als ordnungspolitisches Ziel zur Geltung bringt und deshalb 'humangerecht' genannt wird. Dieser Entwurf verspricht zugleich eine neo-aristotelisch begrundete wie implementierbare Symbiose aus sozialer Gerechtigkeit und okonomischer Effizienz.