In een klein dorp in de Provence wordt sinds mensenheugenis over een pogrom en een verborgen schat gesproken. Eind negentiende eeuw vindt men in een synagoge in Caïro een hoeveelheid opzienbarende Joodse documenten. Stefan Hertmans ontdekt de sporen van een voorname christelijke jonkvrouw uit de elfde eeuw, die haar leven vergooide uit liefde voor een Joodse jongen. Hij gaat letterlijk achter deze vrouw aan, die samen met haar verboden liefde op de vlucht slaat en een duizelingwekkende tocht aflegt, opgejaagd door alles en iedereen.
Stefan Hertmans baseerde zich voor
De bekeerlinge op historische bronnen. Dat brengt hem in een chaotische wereld van passie, haat, liefde en dood, en voert hem uiteindelijk van Caïro terug naar het kleine Provençaalse dorp, waar hij sinds decennia thuis is.
‘Het is stikdonker om hen heen, het diepste uur van de nacht. De Grote Beer is van de hemelkoepel afgegleden. Ergens roept eenzaam een uil. Enkele sterren twinkelen vaag tussen de stil waaiende bladeren. Er beweegt iets, niet ver van haar vandaan, ze heeft het koud en rilt over haar hele lijf. Dan staat iemand wankelend boven haar, donker en wiegend. Dit is mijn dood, denkt ze. Ze hoort hijgen. Dan pas herkent ze David. Hij valt weer naast haar neer, ze grijpen elkaars handen, blijven zo liggen tot het ochtend wordt.’