In de Poolse literatuur heeft Lipska zich altijd als een outsider geprofileerd, wars van collectieve acties. Dat neemt niet weg dat haar werk aanvankelijk nog sterk onder de invloed stond van de in 2012 overleden Nobelprijswinnares Wisława Szymborska, met wie ze nauw bevriend was en de liefde voor geraffineerde woordspelingen, ingenieuze paradoxen en verbluffende pointes deelde. Lipska’s poëzie is echter donkerder van toon en legt ook andere accenten. Een ware obsessie is de dood en alles wat ermee samenhangt. Haar lyrisch ik is veelal een eenzaat, gepokt en gemazeld in de liefde, een afstandelijk en sceptisch observator van medemens en maatschappij die met verve de taal met haar vele registers en idiomen exploreert. De voorbije twee decennia heeft Lipska zich ook ontpopt tot een geïntrigeerde, maar uitgesproken koele minnares van de nieuwste technologieën en communicatievormen. In haar recente bundels wemelt het van de verwijzingen naar computers, harde schijven en andere fysieke dragers van onze almaar virtuelere identiteiten. De laatste jaren schrijft ze ook meer poëtisch proza dan voorheen.
Toen de samenstellers van deze bloemlezing in 2008 hun omvangrijke bloemlezing Na de dood stond ik midden in het leven. Kopstukken van de naoorlogse poëzie (P, 2008) publiceerden, mocht Ewa Lipska natuurlijk niet ontbreken. In de loop der jaren zijn her en der flink wat verzen van Lipska in het Nederlands vertaald, maar pas met deze ruime bloemlezing, die een representatief beeld geeft van haar volledige dichterlijke oeuvre, wordt recht gedaan aan deze grote dame van de Poolse poëzie.
We publiceren alleen reviews die voldoen aan de voorwaarden voor reviews. Bekijk onze voorwaarden voor reviews.