Bij de aanvang van het jaar 1918 leven de geallieerde troepen met de hoop dat ze aan het begin van het laatste oorlogsjaar staan. Die verwachting is gewettigd na de verovering van Passendale Ridge vorig jaar. De Duitsers gooien echter roet in het eten met een massale opmars richting Kemmelberg en de Vlaamse heuvelzone. Een aanval die ternauwernood kan afgeweerd worden door de geallieerden die noodgedwongen de in 1917 zo moeizaam veroverde gebieden moeten achterlaten. Tijdens de zomer dringen de Duitsers door tot op een zucht van het vernietigde Ieper. Dichter zijn ze tot dan toe nooit geraakt. Eind september 1918 is hun liedje echter uitgezongen wanneer de geallieerde troepen in één krachtig offensief de Duitsers voorgoed uit de Westhoek verjagen. Wat rest, is een hallucinant en totaal vernietigd land.
Mondjesmaat trekken de eerste inwoners hun onherkenbare streek weer binnen. Wat ze er aantreffen, slaat alles. Geen steen die nog rechtop staat, niet langer bomen, niet langer huizen, geen wegen meer. Van thuis komen is niet langer sprake. Ze staren wezenloos naar de totale apocalyps op hun geboortegrond. De lelijk getormenteerde streek van Ieper en die van de Westhoek met zijn duizenden bommenputten en verwoeste dorpen is voer voor journalisten die op bezoek komen en er hun gedetailleerde verslagen over neerschrijven. Ze kunnen hun ontsteltenis, verwarring en ontroering niet verbergen bij het zien van deze nachtmerrie. Ieper zelf is compleet gelijkgemaakt met de grond. Als zielloze getuigen van hun bewogen verleden staren enkele zwartgeblakerde stompen van de Sint-Maartenskathedraal en de lakenhalle naar de schamele restanten van het ter ziele gegane Ieper.
Voor wie het aandurft om in deze desolate chaos van stukgeschoten munitie, steengruis, puin, ratten en menselijke lichaamsresten zijn leven terug op te bouwen, breken harde tijden aan. Stroom en water ontbreken compleet en voor voeding is Poperinge zowat de dichtste bevoorradingsplaats. Van restanten uit de puinhoop van de oorlog bouwen ze hun eerste primitieve hokken en hutten. De pioniers proberen stukjes land vrij te maken van al dan niet ontplofte munitie en bommen. Hun labeurwerk lijkt wel uitzichtloos.
Met de hulp van het Albertfonds rijzen stukje bij beetje barakken op om de eerste families tenminste van huisvesting te voorzien in dit spookland. In Ieper vormen barakken op het Minneplein de eerste stedelijke gemeenschap. Het teruggekeerde stadsbestuur slaagt er de eerste jaren na de oorlog niet meteen in om aan de heropbouw te beginnen. Onder de bezielende leiding van burgemeester Colaert levert Ieper een strijd om opnieuw uit zijn as te mogen verrijzen. Het is hard opboksen tegen de algemene vooringenomenheid om van onze stad een relikwie, een openluchtmuseum van de oorlog te maken met de verwoeste lakenhalle en de Sint-Maartenskathedraal als blijvende getuigen van de Duitse verwoestingen. Wat rest van onze stad beleeft al vanaf 1919 een ongelooflijke toevoer van oorlogstoeristen met voornamelijk Britse nabestaanden van hun gesneuvelde mannen. Voor hen is de bodem van onze stad heilige grond.
Tussen de schizofrene drukte van toerisme en ontluikende hotels en eethuizen is het voor de Ieperlingen lang wachten om hun vroegere woningen terug op te bouwen. Pas vanaf 1922 kan die bouw eindelijk op gang komen. Het worden moeizame jaren waarbij de financiële middelen bijzonder moeizaam ter beschikking komen met daarbij nog eens een chronisch gebrek aan bouwmaterialen. Maar toch begint de nieuwe stad meer en meer te gelijken op wat er tijdens de vorige eeuwen zo nijverig tot stand was gekomen. De belofte van de heropbouw van kerken, de kathedraal, de lakenhalle en het belfort geeft de nieuwe bevolking alle hoop dat hun thuisstad zich na deze mokerslag terug zal kunnen oprichten.
We publiceren alleen reviews die voldoen aan de voorwaarden voor reviews. Bekijk onze voorwaarden voor reviews.